Het vierde hoofdstuk van het boek; Ons dagelijks leven als oefening. (K.von Dürckheid)
In delen opgesplitst.
Het nieuw worden. (Ingeschapen beeld en beslissing.)
Ik herinner mij het verhaal van een vrouw die eens tijdens een zware ziekte - zelf geloofde ze al dat ze stervende was - haar voorgoed ingaan in de zielegrond besefte, en wel als een zalige toestand van volkomen opgenomen zijn in een grenzeloze zee van liefde.
Zij herinnerde zich ook hoe gelukzalig en overgegeven zij zich had gevoeld in deze overgangstoestand van ontgrenzing, die alles oploste.
En toen was er eigenlijk iets eigenaardigs gebeurd.
Plotseling had zij zichzelf waargenomen als een nog op bijzondere wijze lichtende kern.En op dat zelfde ogenblik wist ze ook dat ze niet weg mocht gaan, maar terug moest keren. Het gevoel, een afzonderlijke lichtkern te zijn, viel samen met de impuls 'terug in de wereld', die ervaren werd als een verplichting; en deze impuls had tevens iets zo gebiedends in zich, dat zij er niet aan kon ontkomen hem te volgen - en zo was ze dus in leven gebleven.
Dit verhaal bevat zeer aanschouwelijk de wezenlijke momenten die kenmerkend zijn voor het begin van nieuw-worden; het ingaan in de grond, de ontmoeting met de 'kern' en het nieuwe op Weg gaan!.
De zin van deze trappen komt in de grote Ervaring het ondubbelzinnigst tot uiting. Het principe van de drievoudige geleiding beheerst echter iedere oefening die op de juiste wijze wordt uitgevoerd ( dus ook reeds de goed volvoerde oefening van het zitten in meditatie).
En evenzeer geldt het voor iedere situatie in het gewone leven die volgens het wezen wordt vervuld.
Tot zover een eerste deel van dit hoofdstuk, aangevuld met mijn persoonlijke ervaring, aangaande bovenstaand onderwerp;
Terug te vinden in mijn levensverhaal, verspreid staande in mijn weblog "Spijkerbed", val ik met de deur in huis door mijn ervaring betreffende dat 'overgangsmoment'en de bijbehorende verlichting te beschrijven'.
Een maal in het ziekehuis beland, gelegen in een bed, verbonden met slangen en machines, half verdoofd van de medicatie, werd het mij, in deze vage mist duidelijk.
Ik ging sterven, ja het was mijn tijd. Het was op...
( en zo werd het mij ook later verteld!)
In plaats van angst en strijd, kwam er een serene rust over mij...het was goed. Geen spijt alleen liefde voelde ik, liefde en verdriet vanwege het gemis dat mijn zoons zouden hebben. Toch was het goed, alles in liefde en vergeving gehuld.
Ik raakte weg en...toen ik weer bij kwam..ik leefde!
Opgezwollen als een dierlijk kadaver, citroengeel van het leverfalen, werd ik als hopeloos geval naar huis gestuurd om...te sterven?
Nee, ondanks de overtuigde heren doktoren voelde ik dat het anders zou gaan. In plaats van het verwachtte aftakelen, knapte ik op en niemand begreep mijn uitgelaten vrolijkheid...
(Flink ingekort, want het was ook weer geen rozengeur en maneschijn alom. Er moest hard gewerkt worden. Gewerkt door mij, hand in hand en begeleid met een glimlach door..HET.
Wordt vervolgd.