...al zou het haar duizendmaal het leven kosten.
blz. 158
Zij begreep dat ze zou moeten sterven, want het teken op het voorhoofd van de man straalde in alle felheid, en op haar bevel was het zo verblindend geworden dat het haar denken verbrandde. Maar haar hart juichte: ze zou leven, daar ze tevens het gelaat van de man had gezien. Ze sidderde onder de geweldige kracht die in haar vrijkwam en die de grendel van de kerkerpoort van haar knechtschap verbrak.
Ze voelde de grond onder zich wegzinken en ze bemerkte dat ze haar bewustzijn verloor, maar haar lippen fluisterden zonder ophouden nog altijd hetzelfde bevel - telkens weer, ook toen het visioen aan de hemel reeds lang verdwenen was.
Slechts geleidelijk werd zij zich weer bewust van haar omgeving. Zij wist dat ze naar het station wilde gaan en ze herinnerde zich dat ze haar koffers vooruitgestuurd had. De brief van haar tante, die op tafel lag, pakte ze op en scheurde hem in kleine stukjes. Alles wat ze deed gebeurde met dezelfde vanzelfsprekendheid als vroeger en toch kwam het haar nieuw en ongewoon voor, alsof haar handen, haar ogen en haar hele lichaam nog slechts werktuigen waren en niet meer onlosmakelijk verbonden met haar ik. Zij had het gevoel alsof ze tegelijkertijd in een ver verwijderd oord, ergens in het heelal, een tweede, onbewust, nog niet volledig ontwaakt leven leidde, als een kind dat pas geboren is.
Het kwam haar voor alsof de dingen in de kamer in wezen niets meer verschilden van haar eigen organen; beide waren gebruiksvoorwerpen voor de wil, verder niets.
wordt vervolgd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
walterkas811@gmail.com